Nood aan anarchistische benaderingen
Op 1 mei was
het weer hoogdag van de arbeid. De straten kleurden ideologisch
(donker)rood. De politieke partijen probeerden mekaar af te troeven met
begrip voor en beloftes aan de arbeidersklasse. Maar verder dan de
jaarlijkse clichés geraakten we niet. Meer dan een gefrustreerde
vakbondsgemeenschap en wat onderkoelde economische analyses hoeven we dan ook niet te verwachten. Het failliet van de huidige structuren,
denkwijzen en instituten zal er opnieuw mee in de verf gezet worden,
doch geen haan die ernaar kraaien zal. Op 2 mei kwam er weer een nieuwe
dag met nieuwe problemen en nieuwe gebeurtenissen. Alles gaat weer
verder zoals het geweest was.
We mogen
gelukkig zijn dat er in deze donkerblauwe tijden nog steeds
donkerrode kritieken klinken, vaak net vertegenwoordigd door de
vakbonden. Er wordt echter niets overstegen. Diezelfde vakbonden
ijveren ook voor meer werkgelegenheid en dus meer economische groei.
Diezelfde vakbonden doen ook beroep op standaard wetenschappelijke
analyses om hun gelijk te halen in de debatten. Niets nieuws onder de
horizon. De vakbonden zijn een onderdeel van de doordeweekse
burgerlijkheid en normaliteit.
Er is geen
tegencultuur meer vertegenwoordigd in de gedrukte pers, op de
televisie of in het politieke klimaat. Het overgrote deel van de invloedrijke entiteiten,
van het onderwijs tot allerhande denktanken, van de grote en
middelgrote bedrijven tot de oude en nieuwe media, van de rechtbanken
tot belangengroepen en -verenigingen, van de markten tot de academies en van de vakbonden tot de politieke
partijen, zijn allemaal zo burgerlijk en genormaliseerd als maar zijn
kan. Vandaag misschien meer dan ooit, omdat de illusie dat we
allemaal vrijer zijn dan ooit meer dan ooit geloofd wordt! Elkieder
is zodanig vastgeketend aan dit Westerse bedrog, dat deze onvrijheid
zich dag in dag uit manifesteert in alles wat we doen, zeggen en
zelfs denken. Meer dan ooit is de mens die zich vandaag écht vrij
uit, onderhevig aan allerhande vormen van onbegrip, van schreeuwerige
kritieken tot brutale (vaak sociale of immateriële) sancties. Het
bestaan van deze vrije mens op zich is al een daad van zuivere rebellie, zou Albert Camus gezegd hebben.
Streven naar luiheid, want profiteurs zijn er al genoeg
Wie vandaag
nog maar durft afwezig te zijn zonder geldig doktersbewijs, riskeert
te vragen voor uitstel van een deadline of gebruik maakt van
allerhande vormen van sociale bijstand, is meteen een profiteur. Een
parasiet in het systeem waar we allemaal voor betalen. Dit is wat we
allemaal moeten denken, of we nu willen of niet. Wie anders zegt, is
in het beste geval nog een vakbondsgezinde, maar over het algemeen is
die meteen ook een profiteur of botweg een charlatan.
De grootste
parasieten zijn echter zij die dag in dag uit deze voorgekauwde,
verpletterend slaafse mening opnieuw en opnieuw reproduceren. Nog
erger zijn diegenen die ze publiek verdedigen of willen omzetten in
geïnstitutionaliseerde wetten. Zij parasiteren en profiteren van de
gedachten van enkele zeloten omwille van hun eigen gemak en benefiet.
Zij leggen deze gedachten aan mekaar op, via de media, via hun
sociale relaties op het werk, tussen vrienden en in familie.
Intellectuele luiheid waarin het autonome denken uit handen gegeven wordt,
is misschien wel de grootste vorm van profitariaat vandaag.
Daarom is
het zo belangrijk om lui en nutteloos te kunnen en mogen zijn. Meer
thuis kunnen blijven en minder werk mee naar huis nemen. Het
dagelijkse (over)leven eist al genoeg van ons, ook al heeft de neolithische revolutie voor heel wat gemakken gezorgd. Lui zijn
impliceert tijd nemen, jezelf tijd toe-eigenen. Het is absoluut niet hetzelfde als verveling. Verveling ten gevolge van luiheid betekent vaak gemakzucht. Eén van de moeilijkste dingen in het menselijke leven is
echter voor
jezelf denken. Dat impliceert een
levenshouding en dus geen vanzelfsprekendheid die zich manifesteert
in arrogantie of brutale assertiviteit. Voor jezelf denken betekent
vaak ook luisteren naar anderen hun visies, met een andere
(tegenstrijdige) bril naar de wereld kijken en daar enkele weken mee
rondlopen, je bepaalde denkwijzen eigen maken ook al zijn ze niet de
jouwe, enzovoorts.
En ook daarom
hebben we tijd nodig om lui te zijn. Om niet te hoeven gaan werken en
om niet met werk bezig te zijn. Tijd die we kunnen gebruiken om te
denken, lezen, discussiëren en luisteren. Deze tijd is niet dezelfde
als “vrije tijd” of ontspanning. Dit zijn namelijk al
toe-eigeningen van tijd in de huidige commerciële logica. Het gaat
over de eigen creatie van een vrije ruimte waarin je je de tijd
toe-eigent. Als dit ten koste gaat van werk, zullen we het maar lui-
of nutteloosheid noemen (conform aan het heersende discours). En
daarvoor moet je zelf voortdurend strijden, want iedereen zal beslag
willen leggen op die tijd. Ruk je los uit de inbeslagneming van jouw
tijd door de ander. Wees je eigen meester.
Omdat de wetenschappen geen waarheden kennen
De
wetenschappen vandaag hebben ongelooflijke pretenties. Sinds we
allemaal de basispremissen van falsificatie, homo economicus (dat
is: de rationele, nutsmaximaliserende, uit-eigen-belang handelende
mens) en atheïsme aanvaard hebben, beschouwen we deze wetenschappen
echter niet meer als pretentieus. Onze metafysische/ontologische en
vaak ook epistemologische premissen lijken wel beslecht te zijn,
alsof het evidenties zijn. We geloven
in de neutraliteit, objectiviteit en universaliteit van vele
theorieën. Een geloof dat leidt tot de meest slaafse aanvaarding van
wat we niet begrijpen, nog het best te vergelijken met dogmatische
godsdiensten. De machtsuitoefening die de wetenschappen vandaag typeert, is dan ook bijna weergaloos.
We maken ons
geen zorgen meer om excessen van de wetenschappen. Voor alle
problemen die zich vandaag aanbieden hebben deze wetenschappen
namelijk een oplossing (of zullen ze er één vinden). Alles is te
verhelpen. Het vooruitgangsgeloof met betrekking tot technologische
mogelijkheden en mechanische vernuftigheid is (opnieuw) compleet
losgeslagen. De hyperkritiek uit de jaren '60 en '70 wordt weggelachen en afgedaan als nonsensicaal. De armoede in denken is zodanig schrijnend dat zelfs
sociaal-economische problemen een wetenschappelijke oplossing moeten
kennen.
De wetenschappen zijn dringend opnieuw toe aan wat bescheidenheid en traagheid. De
criteria van “goede wetenschap” dringen door in elke discipline
en vreten als een schimmel aan de mogelijkheden van deze
wetenschappen. Binnen de gammawetenschappen zijn de psychologie, de pedagogie, de antropologie en de
economie er nog het ergst aan toe, maar de statistische methode maakt
het ook voor veel politiek-, sociaal- en communicatiewetenschappelijk
onderzoek bijna onmogelijk zich anders te ontwikkelen. Naast deze
objectivering van wat “goede wetenschap” is, domineert ook de
zelfingenomen neutralisering van wetenschappelijkheid.
Opportunistische doeleinden of hegemonische structuren zijn geen
valabele uitleg meer om heersende paradigma's en ideologieën in de
wetenschappen aan te klagen. Als zelfs erg gewaardeerde en
gemediatiseerde denktanken zich als neutraal profileren, is de tijd
voor filosofisch scepticisme en intuïtief wantrouwen dan ook
duidelijk aangebroken.
We
aanvaarden geen God, maar vandaag hebben we die God vervangen door
Wetenschap. Dat Wetenschap onderhevig is aan falsificatie en God
niet, is gewoon een nieuwe uitnodiging om er sceptisch tegenover te
staan en het te bekritiseren. Er ontstaat niet voor niets onvrede
over de pretentie die stelt dat de ontologische en epistemologische implicaties
van wat “goede wetenschap” is beslecht zouden zijn, getuige het
hevige debat van eind november tot begin februari in De Standaard en
op De Wereld Morgen.
Verzadigde markten en de adoratie van privé-eigendom
Waar de
meest rode vakbondslui en de meest blauwe bedrijfsverantwoordelijken
het bijna onvoorwaardelijk over eens lijken te zijn, is de
economische groei. Deze slaafsheid aan economische logica, maakt het
voor de vakbonden onmogelijk om nog een geloofwaardige tegenstem te
kunnen zijn. De onderschikking aan die burgerlijke overtuiging heeft
hen monddood gemaakt, omdat ze mee dienen te gaan in de retoriek van
hun opponenten. Als het op verandering aankomt, hoeven we die dan ook
niet te verwachten van de vakbonden – in tegenstelling tot wat velen vrezen of hopen.
De grote
thema's van de toekomstige generaties zullen klimaatsveranderingen,
grondstoftekorten en overbevolkingsproblemen zijn. Vluchten voor een
economische laagconjunctuur is onmogelijk, want deze zal
onvermijdelijk zijn in de toekomst. Niet vanuit marxistische
determinatielogica, maar vanuit het besef dat natuurlijke bronnen
uitputtelijk zijn en ruimtelijke bezetting eindig is. Een wereld met
zeven miljard mensen die blijft aangroeien, een uitdijend gat in de
ozonlaag en een steeds groter tekort aan zuiver water, fossiele
brandstoffen en verschillende soorten ertsen, heeft echter niet gezorgd voor
voorzichtigheid en vragen bij de huidige systemen, maar voor een
vlucht in de economische wetenschap met at
best de groene economieën als resultaat.
Andere gevolgen zijn de doorgedreven privatisering en de aanmoediging
van meer concurrentiële markten (die mekaar ook perfect in de hand
werken).
Het is hier
dan ook dat onze heilig verklaarde wetenschappen tekort schieten. De
ene wetenschapper spreekt de andere radicaal tegen en we kunnen als
het ware positie-shoppen – elk "bewijs" wordt namelijk even sterk
gelobbyd. Uitermate opportuun voor politieke partijen en grote
bedrijven natuurlijk. Het is hier waar de bètawetenschappen vaak
hand-in-hand met de economische wetenschap gaan en het duivelspact
gesloten is tussen een volstrekt onbetrouwbare voorspeller (economie)
en wetenschappen die veel dynamischer zijn dan over het algemeen
aangenomen wordt (bètawetenschappen). Opnieuw geven we onze
autonomie op. Opnieuw lijken we ervoor te kiezen om ons vertrouwen te
leggen in een opgedrongen wereld- en mensbeeld. Zeer veilig en
stabiel – volledig in overeenstemming met de psychologische
theorieën over cognitieve dissonantie, als we dan toch even wetenschappelijk dienen te zijn.
De ideeën
rond welvaartsinkrimping – begrepen als de noodzaak om een halt te
roepen aan de reeds verzadigde markten – en de onteigening van
privé-eigendom kunnen vanuit een radicaal andere positie soelaas
bieden. Zolang deze anarchistische, revolutionaire ideeën monddood
gemaakt worden door ze te commercialiseren (zoals bvb. met Axe
Anarchy “Unleash the Chaos” en Oasis “Fun Revolutie”) en ridiculiseren (initiatieven als College
Liberal voorop), zullen ze echter ondergeschikt blijven aan de
heersende ideologie van het neoliberalisme; aan de slaafsheid en de
gehoorzaamheid van de meest diepgewortelde leugen die vandaag als
dogma geïnstalleerd is in ieders gedachten: “wij leven vrijer dan
ooit”.
Vileine
interpretaties rond welvaartsinkrimping die het hebben over vormen
van eco-fascisme (dat is: verregaande, actieve bevolkingsbeperking) en de idee
dat “iedereen moet inleveren” (dus ook zij die amper wat hebben
om in te leveren, voornamelijk de derde en vierde wereld), zijn hier
echter ongepast. Het gaat erom de markten te boycotten (niet d.m.v.
monopolies, maar door actief in te grijpen in productieprocessen),
disproportionele privé-eigendom te herverdelen/hergebruiken en de
decadenties van het consumentisme aan te klagen. In dit laatste staan enerzijds de verheffing van basisgoederen tot luxegoederen door gewiekste
branding en marketing (bvb. kraantjeswater vs. merkwater), en anderzijds het begrijpen van luxegoederen als
basisgoederen omdat we de illusie hebben niet meer zonder te
kunnen /mogen (bvb. van telefoon naar gsm naar smartphone, van geen auto naar één auto naar één auto per hoofd en hetzelfde voor computers) centraal.
Anarchisme
en revolutie zullen steeds vermeld worden in de lijn van de terreur
en op extreme wijze gecontrasteerd worden met de politieke dictatuur. Door dergelijke context te cultiveren, is het
ook ontzettend moeilijk om zelfs de meest kritische der stemmen
appreciatie te doen krijgen voor anarchistische en/of revolutionaire ideeën. Het is
echter schrijnend en hilarisch tegelijk om te zien hoe zo'n
kennisgerichte wereld schijnbaar niets afweet van wat anarchisme
eigenlijk inhoudt.
Het anarchistische idee van de prefiguratieve politiek: voor permanente revolutie
Occupy Wall
Street en de opvolgende Occupy-betogingen doorheen de wereld, de opstanden in het
Noord- en Midden-Oosten met als symbolische plaats het Tahrirplein in
Caïro, de Anonymous groepering die het internet bespelen, de Spaanse
Indignados, de Piratenpartei in Duitsland, het gewelddadige verzet in
Griekenland, de losgeslagen rellen in Engeland,... Het zijn
interessante tijden, lijkt het me. Of willen we dit hele zootje
ongeregeld gemakkelijkheidshalve toch maar proberen te categoriseren?
Als een generatieconflict bijvoorbeeld? Of als een botsing der
beschavingen misschien? Of als exponent van een jeugd die niet meer
weet wat ze wil?
Of is het
iets anders? Want als je goed kijkt, zijn de deelnemers bij al deze
gebeurtenissen intergenerationeel, interseksueel en intercultureel.
Ze worden tevens niet gestuurd van bovenaf. Ze weerleggen door middel
van hun acties alle verklaringsmodellen die we vanuit onze
standaardanalyses voorhanden hebben. Deze groepen individuen zijn
niet meer dan mensen die het allemaal kotsbeu zijn. Ze doen wat ze
geloven. Ze handelen wat ze denken. “Tijd voor verandering”, is
wat hun daden verraden. Geen gerichte, geplande en strategische
verandering, voorzien van een blauwdruk die we dan maar weer eens
moeten gaan toetsen aan zijn mogelijkheden. Gewoon verandering, hier
en nu. Prefiguratieve politiek aan het werk.
De
standaard kritiek die stelt dat de nieuwe sociale bewegingen geen
coherent programma hebben, is bovendien irrelevant. Binnen een
prefiguratieve politiek gaat het namelijk niet om een coherent
programma. De veelheid aan opinies zoals die terug te vinden waren op
o.a. het Tahrirplein of bij Occupy Wall Street, drukken net de
creatie van de vrije ruimte uit waarin democratie en pluraliteit ten
volle beleefd
werden – zowel de materiële (pleinen, straten, gebouwen) als de immateriële (de gedachten van iedereen die ermee geconfronteerd werd) ruimte werden
bezet. Hun aanklachten en hun acties waren één en dezelfde kant van
de medaille: tegen de dominantie van onderdrukkende, overheersende machten en voor
een radicale democratie waar autonomie centraal staat. Het waren
korte oplevingen, maar ze creëerden zelfbewuste, autonome en
vrije ruimtes. Een opening, vrij van de gebiedende normen, heersende
ideologieën en onderdrukkende denkwijzen.
Vandaag zijn
er reeds activisten en academici te vinden die dit anarchistische
denken steunen, ontwikkelen, bepleiten en uitoefenen. Dit zijn mensen
als David Graeber, Uri Gordon, Peter Gelderloos, Saul Newman, Andrej
Grubacic, Bob Black, Colin Ward, John Zerzan, Hakim Bey, Jason
McQuinn, Lawrence Jarach, Wolfi Landstreicher, Todd May, Lewis Call,
Robert Paul Wolff en Michael Albert (een lijstje namedropping om de
bevooroordeelde criticasters uit te dagen en de geïnteresseerden
warm te krijgen). Hun denken is gefundeerd in onder meer het
autonomisme, het post-marxisme, de fenomenologie, het existentialisme, het post-structuralisme, het
anarchistische denken van Stirner, Kropotkin, Godwin, Proudhon en
Bakunin en het situationisme van de Situationist
International. Dit denken kent dus een
theoretische onderlaag, doch geen verklaringsmodel of
normatief-prescripitief uitgangspunt. Het dreunt al eeuwen onze
geschiedenis door via anarchistische verzetsstrijders en -denkers.
Het gedreun blijft echter onbemind, want het maakt enkel
verschijningen in woelige tijden – en in die tijden wordt het bovendien niet
begrepen. Het anarchisme verwerpt elke machts- en autoriteitsclaim en
kan net daarom nooit een heersende ideologie worden. Daarin ligt
niettemin haar kracht. Ze ondergraaft elk systeem opnieuw, telkens op
de wijze die het best aangepast is aan haar tijd-ruimte context en
steeds als een luis in de pels van de gevestigde orde.
De autonomie
kent een centrale plaats binnen het anarchisme. De verwerping van en
de strijd tegen kapitalistische economieën, communistische
voorhoede-ideeën en staatsnationalisme zijn aldus een
vanzelfsprekendheid. De creatie van zelfbewuste, autonome en vrije ruimtes in het
hier en nu, is de aloude strijd die elke anarchist voert. In denken
én in doen. Een prefiguratieve politiek waarin het doel en het
middel samenvallen, vormt de handelingswijze. In de praktijk vereist
het niet zelden het kraken van leegstaande huizen, het bezetten van
machts- en gewelduitoefenende instituten en dus de betreding en
statutaire veronachtzaming van de begeerde privé-eigendommen. Dit is
vandaag – in onze samenleving – de ultieme daad van verzet en
daarom ook van radicaal belang.
Intellectuele verzetsstrijd met het oog op de creatie van vrije ruimte in de denkwereld
Wanneer
Itinera-adepten als Marc De Vos veelvuldig geraadpleegd worden voor
analyses van sociale gebeurtenissen en deze mensen zelf overtuigd
zijn van hun eigen neutraliteit, of wanneer invloedrijk
Knack-commentator Rik Van Cauwelaert spreekt over de ontreddering van
progressief links (alluderend op de namedropping van theoretici als
Slavoj Zizek en Antonio Negri in interviews met progressief linkse
mensen), toont dit exact de sfeer waarin we ons vandaag bevinden. De
burgerlijke elite wiens merites hen geloofwaardigheid zouden moeten
toeschrijven, faalt in het begrijpen van de anarchistische
tegencultuur.
De
zelfvoldaanheid waarmee wordt gesproken over de verzetsbewegingen
vandaag, toont overigens een verschrikkelijke stereotypering van dat
wat men niet begrijpt. Het culturalistische discours (“wij vs.
zij”) dat vandaag in elke vorm van analyse hoogtij lijkt te vieren,
sijpelt ook hierin door. Alsof er geen hopen studenten zijn die maar
al te graag willen horen bij de generaties boven de hunne en dezelfde
burgerlijke, hautaine nonsens uitkramen. Alsof er in de generaties
boven de mijne geen hopen tegendraadse stemmen klinken die al hun
hele leven lang opboksen tegen de gevestigde orde. De
millenniumstudent van Carl Devos is een illusie, alsook de
niet-materiële eigenschappen die worden toegekend aan hele
generaties (of het nu X, Y of Z is). Het zijn louter categorieën die
worden gecreëerd om te kunnen begrijpen wat men niet begrijpen kan,
of om op mathematische wijze de realiteit “samen te vatten”.
De
filosofische en theoretische ondertoon die vele anarchisten,
andersglobalisten en activisten vandaag aan het handelen zet, is er –
zoals gezegd – wel degelijk. Ze kent alleen weinig doorgang en
wordt aan vele universiteiten maar door enkelingen onderwezen.
Hierdoor wordt ze bekeken als een irrelevant buitenbeentje, een
intellectuele traditie die beter verbannen zou worden naar de
ideeëngeschiedenis, een onbeheersbare denkpiste die geen verder
onderzoek behoeft. Dat waardevolle ideeën zoals een prefiguratieve
politiek en een permanente revolutie nochtans zeer actueel en prangend zijn, wordt hierdoor dan
ook ontzien.
Vandaar
deze aanzet tot creatie van een vrije ruimte. Door het verzet te
voeren op het immateriële niveau, probeert dit pleidooi een
onderdeel te zijn in het creëren van een vrije ruimte in de wereld
van het denken. Het is niet de fysieke vorm van kraken of bezetten,
maar het probeert een mentale vorm ervan te zijn. Het kraken van de
heersende orde in het denken. Het bezetten ervan door ideeën te
laten doorsijpelen die in het slechtste geval een je
m'en fous-mentaliteit
opwekken en in het beste geval aanzetten tot nieuw autonoom verzet,
zowel materieel als immaterieel.
Deze
aanzet hoeft niet dezelfde genuanceerdheid te kennen als de
verdediging ervan in mogelijk verdere discussie. Noch hoeft deze
positie ondoordacht of onervaren te zijn. Zo kan ze in Vlaanderen
teruggevonden worden in (facetten van) het denken en handelen bij
mensen als Barbara Van Dyck, Matthias Lievens, Rogier De Langhe,
Thomas Decreus, Robrecht Vanderbeeken en Anton Froeyman in de “nieuwe
generatie”. Of bij mensen als Lieven De Cauter, Eric Corijn, Ruddy
Doom, Erik Swyngedouw, Jan Dumolyn, Peter Tom Jones, Erik De Bruyn,
Marc De Kesel, Paul Verhaeghe, Gie van den Berghe, Jean Paul Van
Bendegem en Hubert Dethier. Of in het “nalatenschap” van Koen
Raes, Emiel Moyson en de Provo beweging uit de jaren '60. Dit tweede
lijstje namedropping is er om te duiden dat ook in Vlaanderen wel
degelijk andere contrastemmen klinken dan de voorspelbare cultuurkritiek van conservatief rechts.
De
titel “ni Dios, ni amo!”,
die zoveel wil zeggen als “geen God, geen meester”, is een
anarchistisch credo dat doorheen de hele wereld bekend is. Hier in
het Spaans, omdat die taal heden ten dage geen sterke politieke
connotatie met zich meedraagt in ons land.