Een
pedagogische (of pedante?) toelichting van het liberalisme
Het klassieke liberalisme
stelt teleur. De positieve wetenschap stelt teleur. De klassieke
economie stelt teleur. Is het niet stilaan tijd om dat toe te geven?
Wordt het niet eens tijd om ons grenzeloze vertrouwen in dit gedachtegoed en deze disciplines te bekoelen en af te bouwen? Mogen we eens beginnen
experimenteren met alternatieve visies, levens- en benaderingswijzen?
Ik pleit hier niet voor een totale ommezwaai, een revolutie als het
ware, waarin liberalisme, wetenschap en economie geen plaats meer
kennen. Alsjeblieft niet. Maar het heeft geen zin meer om te blijven
vasthouden aan ideeën en theorieën die alleen maar zouden werken
als ze nog extremer, nog radicaler en nog consequenter worden
doorgevoerd. Want is dat nu niet net wat liberalen zo bestreden toen
ze het gebrek aan pluraliteit bij communisten, conservatieven en
katholieken aankaartten? Niettemin is hun eenzijdige nadruk op
privatisering, responsabilisering, medicalisering, commercialisering,
juridisering en -sta me toe een neologisme te gebruiken-
demarcationering (i.e. de tendens om wetenschap en economie te
definiëren in termen van 'juist' en 'fout' enerzijds en de afwijzing
van ontologische en epistemologische pluraliteit anderzijds) even
verstikkend. En hoewel dat liberalisme vooralsnog geen algehele
praktische navolging kent, is ze wel aan een politieke en
institutionele opmars bezig sinds de helft van de jaren '70 van de
vorige eeuw. Het is overigens ook die tendens die ik begrijp
als 'neoliberaal'.
Ik sta mij toe even een
korte geschiedenis, met een lading namedropping voor zij die daar wat
aan hebben, te schrijven over het huidige liberalisme. Het haalt zijn
mosterd uit ideeën die ontstonden (of eerder: uitgewerkt werden) zo
vroeg als de 17de eeuw met o.a. Bacon, Hobbes, Descartes, Spinoza,
Locke, Newton, Bayle en de Fontenelle. Nadien, in de 18de eeuw,
kregen deze ideeën een politiekere vorm via o.a. Mandeville, Berkeley,
Montesquieu, Voltaire, Franklin, Hume, Rousseau, Diderot, d'Alembert,
Smith, d'Holbach, Kant, Burke, Lessing, Washington, Priestley, Adams,
Paine, Jefferson, de Condorcet, von Herder, Bentham en von Humboldt –
zij zijn allen deel van de Westerse Verlichting, of het nu de
Schotse, Franse, Britse, Duitse of Amerikaanse betreft. In de 19de
eeuw begint dat liberalisme zich te nestelen in de ideeën van o.a.
Malthus, Say, Ricardo, Comte, Bastiat, de Tocqueville, Mill, Darwin,
Spencer, Huxley en Sidgwick. Deze intellectuelen brachten veel van de
wetenschappelijke en economische ideeën die we vandaag zo hoog
waarderen aan de oppervlakte, welke allen ontstaan zijn in een -voor
de intellectuele klasse- behoorlijk liberaal klimaat. De 19de eeuw
kenmerkte zich tevens door het bloeien van politieke stromingen,
zoals het anarchisme, het communisme, het nationalisme, het
conservatisme en het (wetenschappelijk en utopisch) socialisme.
Hierin werden de kiemen van het fascisme, het nationaal-socialisme,
de sociaal-democratie en het sociaal-liberalisme gelegd. Het 'brede
liberalisme' van de Verlichting fragmenteerde m.a.w. in zodanig veel
stromingen, dat het onder meer om duidelijkheidsredenen een
aparte naam verdiende. Daarmee werd het 'klassieke liberalisme'
geboren, later ook wel -foutief- libertarisme genoemd, en het kent vandaag zijn
politieke emanatie in het neoliberalisme.
--- Kort intermezzo: ik
weiger pertinent van 'libertarisme' te gebruiken om deze stroming te
typeren, omdat het unilateraal gebruik van dit woord ervoor zorgt dat elke
anarchist gestigmatiseerd wordt. Dit ongenoegen van anarchisten wordt
duidelijk in slogans als “libertarianism is just anarchy for
rich people”, maar het neemt niet weg dat het libertarisme
-historisch gezien- het anarchisme zeer sterk beïnvloed heeft.
Daarnaast is het klassieke liberalisme misschien wel ontstaan vanuit
dat libertair denken, het vertoont eveneens tekenen van libertijns
(bezits)individualisme, egoïsme en hedonisme en van militair,
wetenschappelijk en juridisch autoritarisme. Geen enkele anarchist is
het eens met zo'n opvattingen (op misschien wat anarcho-kapitalisten
na en onder de premisse dat we Stirners invloed even buiten
beschouwing laten). Individualisme is nooit absoluut en
onvoorwaardelijk bij anarchisten. Egoïsme en utilitarisme zijn nooit de ultieme motivaties bij
anarchisten (i.t.t. bij aanhangers van de idee van de homo economicus). En als vanzelfsprekend is élke vorm van autoriteit uit
den boze, ook wetenschappelijke en juridische. ---
Hoewel velen van de
opgesomde intellectuelen uit de 17de, 18de en 19de eeuw ook hebben
bijgedragen tot het conservatisme en aanleidingen zijn geweest tot
stromingen als de sociaal-democratie, het sociaal-liberalisme, het
nationalisme, het communisme en het anarchisme, blijft het belangrijk
te beseffen dat zij allen liberaal waren. Zij het in de brede zin van
het woord: gericht tegen de monarchie, de dictatuur, het klerikalisme
en de aristocratie, pro wetenschap, techniek en vrije handel over
grenzen heen en debatterend over vrije wil, het individu vs. de
samenleving en nature vs. nurture. Zaken die vandaag voor vele
Westerse mensen evident zijn en door nagenoeg elke politieke partij
gedragen worden – ons gedachtegoed is schatplichtig aan het liberalisme uit de Verlichting. Dat velen van voorvermelde intellectuelen er allemaal verschillende
waarden op nahielden (op het spectrum conservatief-progressief), is
eveneens evident omdat het liberalisme nog geen afgebakende politieke
stroming was – het was een verzetshouding en -mentaliteit die de
politiek zoals die vandaag bestaat gedefinieerd heeft.
Vanaf de 20ste eeuw
begint er zich echter een harde kern liberalen te ontwikkelen. Het
klassieke liberalisme werd vurig verdedigd door o.a. von Mises,
Schumpeter, von Hayek, Popper, Rand, Friedman, Rothbard en Nozick.
Politieke bijval kwam er met Pinochet, Thatcher en Reagan. Het is
sinds die praktische uitvoering van het klassieke liberalisme (vanaf
de helft van de jaren '70) dat deze strekking het label
'neoliberalisme' heeft gekregen. Niet in de minste plaats om het
verschil te duiden met het sociaal-liberale denken van o.a. Dewey,
Keynes, Berlin, Rawls, Rorty, Dworkin, Sen en Krugman dat sinds de
tweede wereldoorlog vele Europese liberale partijen (en deels ook de Amerikaanse Democrats) typeerde. Tegenwoordig kunnen we dat neoliberalisme het
duidelijkst terugvinden in de Tea Party. In eigen land is de denktank
Libera! de meest klare emanatie ervan, met leden als Boudewijn
Bouckaert (LDD), Frank van Dun (Murray Rothbard Instituut) en Matthias Storme (N-VA). Naast Libera! duiken deze ideeën ook frequent op in LVV, LVSV, Murray Rothbard Instituut, VLOTT, Open VLD, N-VA, LDD, MR, FDF, PP, MLD, PFF, VBO/FEB, UNIZO, Voka en gedeeltelijk in Liberales. Op subliminale wijze zijn ze ongetwijfeld ook aanwezig in De Tijd, Trends, Moneytalk, Test Aankoop en zelfs VTM. Het hoeft overigens niet gezegd dat de basisingesteldheid van vele (maar niet alle!) aandeelhouders, beleggers, ondernemers en zelfstandigen berust op klassiek liberale waarden. Deze worden uitgedragen door elk bedrijf dat zich in eerste instantie richt op het maken van winst. Alle vormen van branding, marketing, lobbying, advertising en netwerking die hiertoe leiden, verspreiden deze waarden onder de mensen. Wie stelt dat deze onschuldig, waardevrij of 'normaal' zijn, geeft meteen ook te kennen dat ie niet beseft dat dergelijk wereldbeeld donkerblauw gekleurd is. In zuivere vorm is het het wereldbeeld van de wellustige egoïst, die elk ander individu als obstakel ziet, als opportuniteit, als potentiële klant of consument die uitgebuit kan worden. Psychopathie is niet veraf.
We mogen dan ook niet
vergeten dat dat neoliberale klimaat al bijna 40 jaar de geesten van
de mensen beïnvloedt, waardoor vele van zijn waarden evidenties
geworden zijn. Ik denk maar aan de suprematie van rationaliteit en
het onomwonden geloof in de neutraliteit en de objectiviteit van
wetenschap en economie, alsook de steevaste ontkenning van
ideologische aspecten in het denken van hun vertegenwoordigers. Dit
alles bestond uiteraard ook reeds in het wetenschappelijk socialisme (en vandaag nog steeds in het sociaaldemocratische denken),
wat deze liberale pretenties uiteraard des te ironischer maken.
Daarnaast is er 'de plicht tot consumeren' die de markten moet
spijzen – wat sociaal-liberalen overigens ook weinig kritisch
bepleiten. Niet te vergeten is het uithollen van de welvaartsstaat op
basis van waarden-conservatisme en economisch opportunisme – een
kenmerk dat de neoliberalen delen met nationalisten en
conservatieven. Meer beïnvloeding van het neoliberalisme kan
gevonden worden in het (willen) oplossen van grote problemen als
werkloosheid, toenemende armoede en milieuproblematiek op basis van
methodes zoals privatisering en juridisering. Of wat met de sociale
afkeuring t.a.v. alternatieve visies die niet in overeenstemming zijn
met de liberale premissen van vrije markt, individualisme,
parlementaire democratie, rechtstaat en rationaliteit? Al deze
ontwikkelingen wijzen erop dat het klassieke liberalisme / neoliberalisme een enorme invloed heeft op het
denken van de burgers, niet in de minste plaats politici en
opiniemakers (i.e. wetenschappers en academici, vele anderen ontberen namelijk
de autoriteit die onze meritocratie vereist). Het is die geest die
vandaag het heersende paradigma is in vele economische kringen, in
nagenoeg alle liberale en conservatieve partijen en bij heel wat
gereputeerde academici. Dat België toevallig nog behoort tot de meer
sociale Westerse landen, doet daar niets aan af.
Liberalisme, wetenschap
en economie staan in het huidige mens- en wereldbeeld meer dan ooit
voor neutraliteit, objectiviteit en (ideologische) onafhankelijkheid.
Deze disciplines zijn dus, volgens hen, niet moreel geladen – het
Itinera Institute en de vereniging SKEPP zijn hiervan uitstekende
voorbeelden. Zij zouden m.a.w. vrij zijn van alle normen en waarden –
althans in hun onderzoek en publieke uitingen (waardoor dat mens- en
wereldbeeld probleemloos de media en het onderwijs binnensluipt). Dat
is wat de meeste mensen lijken te geloven of geleerd/verwacht wordt
te geloven. Dat dit de grootste zinsbegoocheling is waarmee de mens
zich heeft ingelaten sinds het wegvallen van God, moet bij de meer
zelfbewuste mens toch ergens wel een glimlach op het gezicht toveren
– nog in het midden gelaten of die uit ongeschonden idealisme of
cynisch elitarisme ontstaat.
Grondige zelfkennis is
vele klassieke liberalen, positieve wetenschappers en klassieke
economen dan ook totaal vreemd, evenals de imiterende apologeten ervan (i.e. de
doorsnee burger). Het perfecte voorbeeld was het opiniestuk van Jan
Denys in De Morgen van 25/08/2012 dat samenvattend min of meer het
volgende stelde: “Het neoliberalisme is er misschien wel, maar de
dominante opvatting? Kom nou!” De sociale, culturele, historische
en -oh ironie- economische context lijkt voor deze mensen totaal
irrelevant te zijn. En dat is niet noodzakelijk onbewust (wat hen
gewoon naïef zou maken). Er zijn genoeg vileine types -voornamelijk
in machtsposities- die deze contexten kennen, maar ze volledig
ontzien. Zij gaan er vermoedelijk van uit dat dat rationeel gezien de
beste en juiste (want dat valt voor hen toch tezamen) levenshouding
is. Verhaeghe slaat nagels met koppen wanneer hij mensen in bepaalde
hoogstaande beroepen kenmerken van psychopathie toeschrijft – zoals
een uitzinnig egocentrisme waarin gevoelsmatige empathie ontbreekt,
zoals een sociaal leven gebaseerd op instrumentele contacten en zoals
een egoïstische levenshouding waarin opportuniteitsgericht denken
centraal staat. Die hoogstaande beroepen gaan vaak gepaard met veel
verantwoordelijkheid en hoge looncheques. Dat zet aan tot denken.
Ik zou willen afsluiten
met enkele evidenties die de evidenties van het klassiek-liberale,
positief-wetenschappelijke en klassiek-economische denken proberen te
overstemmen. Zoals de wereld die niet onuitputtelijk is. Zoals
bepaalde markten die vandaag nodig lijken, maar morgen ondenkbaar en
overbodig zullen zijn. Zoals de banaliteit van nagenoeg alle
luxegoederen waaraan we ons vandaag ten onder consumeren. Zoals het
gegeven dat de noodzaak om de overbevolkingsproblematiek aan te
pakken meer inhoudt dan het opleggen van biomedische praktijken,
schadebeperking door politiek-institutioneel ingrijpen en universele
responsabiliseringsstrategieën. Het is tijd om steviger positie in
te nemen tegen alle pleitbezorgers van die klassiek-liberale waarden,
tegen alle media die de meritocraten als profeten accepteren en tegen
alle economen die er nog steeds van uitgaan dat de homo economicus de
beste fundering is om een houdbaar en humaan economisch systeem op te
bouwen. Het is tijd om anarchistische ideeën te laten doorsijpelen
die het liberalisme terug op zijn plaats zetten, die de huichelarij
ervan aankaarten en die het impliciete imperialisme ervan
blootleggen. Diezelfde anarchistische ideeën moeten ons evenzeer
behoeden voor nostalgische uitspattingen naar conservatisme en
communisme. Dat anarchisme zit verscholen in kleine dingen en het
stemt tot genoegen dat er vandaag toch weer -zij het nog erg weinig
en vaak onbewust- naar gegrepen wordt.