Een woelige zomer, een woelig geweten
Omdat het de laatste tijd
emotioneel vermoeiend geweest is, besloot ik om wat te gaan mijmeren op
deze blog. Zo kan ik bepaalde aspiraties van me afschrijven en ze
-conform aan de hedendaagse tijdsgeest- delen met 'de hele wereld'.
Anarchistisch mijmeren weliswaar, want die denkwijze heb ik me de
voorbije maanden eigen gemaakt – in zoverre ze mij al niet
(intuïtief) eigen was. Oog in oog staan met de dood, tot twee maal
toe op nog geen twee maanden (en vier maal toe op iets meer dan een
jaar), leert je niet alleen een lesje in nederigheid, het zet je ook
aan tot denken. Dat denken werd sterk gekleurd door enerzijds 'de
vergankelijkheid van het leven' en anderzijds mijn thesisonderwerp
(i.e. prefiguratieve politiek, anarchisme, activisme,...).
Strijdlustigheid door morele verontwaardiging was het resultaat. Een
beetje samen te vatten als “ons leven is al zo broos en kort,
waarom zou ik mijn vitaliteit de kop laten indrukken door het huidige
systeem?” De anarchistische mijmeringen uit de titel zijn de
kanalisering van die steeds vuriger wordende strijdlustigheid.
“Je zou beter je tijd
spenderen aan het schrijven en afwerken van je thesis.” Zo hoor ik
mijn geweten al weken schreeuwen. Sinds het verleggen van de laatste
deadline van het onhaalbare augustus naar het comfortabele december,
is de aanwezigheid van een steeds gebiedender wordend geweten een
gegeven geworden. Dat mijn hoofd er niet naar stond na de overlijdens
in de familie van de voorbije zomer, is geen geldig excuus voor mijn
geweten. Dat geweten wéét namelijk dat ik voor die onverwachte
overlijdens plaats vonden, meer had kunnen doen. Gelukkig kan ik dat geweten deels
wegrationaliseren door te stellen dat ik me in die tijd onder meer
heb beziggehouden met verantwoordelijkheden die ik had tegenover m'n
studentenvereniging. Maar het blijft een moeilijke opgave, waarin gemoedsrust ver zoek is, omdat er
vaak een enorme druk blijft bestaan om verantwoording af te leggen
tegenover dat geweten.
Het biedt troost te
weten, of te geloven, dat dat geweten vooral geconstrueerd is uit het
verwachtingspatroon van mijn sociale omgeving en leefwereld.
Verantwoordelijkheid is het hedendaagse sleutelwoord en ook mijn
geweten heeft zich daarmee vereenzelvigd. Dat is vooral erg
vermoeiend en belastend, omdat ik niet geloof dat een geweten zo
eenzijdig gefocust mag zijn op één bepaalde waarde. Indien dat
geweten een peiler is voor mijn sociale omgeving en leefwereld, zoals ik dus geloof, wordt
het pas echt verontrustend – sinds wanneer draait alles (opnieuw)
om verantwoordelijkheid?
Bovendien rust een
geweten niet. Het is er altijd en overal. Dat geweten maakt me vaak
bewust van een gevoel voor morele waardering en verontwaardiging,
maar het wordt steeds minder betrouwbaar omdat de dominante
verantwoordelijkheidsretoriek het verstikt. Het
op-christelijke-waarden gebaseerde schuldgevoel, wat zeer sterk
verbonden is met dat geweten, is dan ook nooit veraf. Een
schuldgevoel aangewakkerd door een christelijke conceptie van
verantwoordelijkheid, staat voor hard werken om te (over)leven, het
noodzakelijke lijden des levens ondergaan en tijdens dat proces
vooral geen emoties tonen. Want alleen zo kon je je plaatsje in de
hemel verdienen, nietwaar?
Om dergelijke
christelijke connotaties lachen we vandaag. Is het namelijk niet
diezelfde conceptie van verantwoordelijkheid die -ironisch genoeg-
gold in de Sovjet-Unie? Met als verschil dat het niet de hemel was,
maar de staat waarvoor geleden werd. Is het ook niet dergelijke
verantwoordelijkheid die het zogezegd bevrijdende liberalisme met
voeten getreden heeft? Is het echter niet net die
verantwoordelijkheid waar iedereen vandaag weer zo om schreeuwt?
Zo bijvoorbeeld wanneer men zegt dat het sociale opvangnet profiteurs en luie mensen
creëert. Of wanneer men zegt dat ouderen langer moeten werken. Of wanneer
men zegt dat jongeren te lang studeren (en vaak niet eens slagen). Of wanneer men zegt dat er geen plaats meer is voor allochtonen. Of wanneer
men slachtoffers tot daders categoriseert onder de boutade “zij/hij
heeft het uitgelokt”. Is het niet de natie die men hier kost wat
kost wil beschermen, zij het zonder de socialistische noties van
solidariteit, collectiviteit en universele gemeenschap? Is het niet net die
christelijke ethos van verantwoordelijkheid die het huidige discours
penetreert en mensen terug reduceert tot een eenzijdige homo faber, een werkende mens? Moest net niet het liberalisme en de daarmee
samengaande opvatting van de homo economicus, de utilitaristische
mens, ons bevrijd hebben van dergelijke conservatieve illusies?
De lofzang voor het
liberalisme is hier echter niet op zijn plaats. Het liberalisme
heeft, in deze, niets bevrijd. Want nog steeds worden mensen
geconfronteerd met de druk om vooral heel erg hard te werken (lees:
“zo succesvol mogelijk te zijn”, om het discours van Paul
Verhaeghe te volgen), met de evidentie om noodzakelijk lijden te
ondergaan (“de strijd van allen tegen allen”, waar de
concurrentiële, competitieve markten de economische emanatie van
zijn) en met de eis om geen emoties te tonen (want die worden
gereduceerd tot irrationaliteit of, in een patriarchaal wereldbeeld,
vrouwelijkheid).
Het geweten volledig de
rug toe keren, zoals het liberalisme het voorstaat net door het te
ontkennen (in hun -deels terechte- kruistocht tegen de moraalridders van weleer), is mijns inziens dan ook een stap te ver. Ik ben er
namelijk van overtuigd dat het geweten een uitstekende maatstaf is
voor ons morele bewustzijn. Een soort van diep-menselijke intuïtie
die we niet kunnen uitschakelen, zeg maar. Het kan ons een oprecht
gevoel van onrechtvaardigheid, onbillijkheid en onmenselijkheid laten ervaren. Het schept een schijnbaar aangeboren mogelijkheid om te
denken in termen van 'goed' en 'slecht'. Daarmee heb ik niet
gezegd dat dat geweten het altijd bij het rechte eind heeft, noch dat
het niet geconstrueerd is door externe en interne factoren, noch dat
het in elke situatie moet aangewend worden (omdat niet elke situatie een moreel geladen
situatie is). Ik zeg er alleen maar mee dat de hedendaagse -liberale-
maatstaven, die van de neutrale, objectieve wetenschap en de
rationele, economische analyse, te kort schieten voor het leiden van
een waarachtig menselijk leven. Niet in de minste plaats omdat het
beiden mythes zijn. Verzinsels gebaseerd op liberale arrogantie en
met het voornaamste doel macht uit te oefenen – iets waarvoor
Bakunin de marxisten al waarschuwde in de 19de eeuw.
Mijn geweten, als
uitstekende peiler voor morele waardering en verontwaardiging, kan gewoon niet
vatten dat mensen zo apathisch blijven toekijken op de excessen van
het liberalisme. Noch kan het begrijpen dat de enige politiek vertaalde kritiek hierop vanuit conservatieve en/of communautaire hoek komt (i.e. de traditionele Verlichtingscritici). Gek genoeg wordt mijn geweten steeds meer in de
richting geduwd van een eenzijdige verantwoordelijkheidszin, zoals de
liberale en conservatieve ideologieën betamen, waardoor ik steeds meer energie en tijd moet
steken in het opboksen tegen die heersende opvatting (waarvan mijn
geweten dus een afspiegeling is). Je zou voor minder opgeven en je
conform gaan opstellen aan de liberale burgerlijkheid of de politieke incorrectheid waarmee het conservatisme zo graag uitpakt. Maar dat is dan toch
buiten mijn vurige strijdlustigheid gerekend, die lak heeft aan
burgerlijke waarden en aan gratuit politiek incorrect denken.